Programmabegroting 2019

Provinciale heffingen

Wat gaan we daar voor doen?

Wat gaan we daar voor doen?

De provincie Noord-Holland kent de volgende provinciale heffingen:

  • Belastingen: betalingen voor uitvoering van collectieve vormen van dienstverlening met een algemeen belang. De provincie kent provinciale opcenten op de hoofdsom van de motorrijtuigenbelasting. De opbrengst van deze belasting is een algemeen dekkingsmiddel.
  • Heffingen: betalingen voor uitvoering van publiekrechtelijke dienstverlening. De provincie Noord-Holland de grondwaterheffing.
  • Rechten: betalingen voor individuele dienstverlening van overheidsdiensten van publiekrechtelijke aard. De provincie Noord-Holland kent leges en overige rechten.

Naast de hierboven vermelden provinciale heffingen kent de provincie Noord-Holland ook de nazorgheffing gesloten stortplaatsen.
Bij besluit van Gedeputeerde Staten van 21 december 1999 het fonds nazorg gesloten stortplaatsen opgericht (1999/30499). Het fonds is op grond van artikel 15.47 Wm een rechtspersoon en Gedeputeerde Staten zijn belast met het beheer ervan.  In het fonds worden de belastingopbrengsten verantwoord, die door de provincie zijn geïnd. Hiertoe hebben Provinciale Staten op 29 maart 1999 de Verordening op de heffing en invordering van de nazorgheffing stortplaatsen provincie Noord-Holland 1999 vastgesteld. (Zie voorts paragraaf verbonden partijen)

Belastingen: opcenten motorrijtuigenbelasting

De motorrijtuigenbelasting wordt geheven over het bezit van een motorvoertuig. De heffing en inning van de motorrijtuigenbelasting, waarop de provinciale opcenten meeliften, verzorgt de Belastingdienst. Bovenop de motorrijtuigenbelasting betalen houders van personenauto’s en motoren “provinciale opcenten”. De provincies stellen het opcenten tarief vast, en zijn daarbij gehouden aan het door het Rijk bepaald wettelijk maximum. Het huidige wettelijk maximum bedraagt 111,9 (Provinciewet artikel 222, 2de lid). Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd met het inflatiecorrectiecijfer. Dit cijfer wordt in augustus/september van dit jaar bekend. Op het moment dat dit cijfer bekend wordt, weten we ook wat het nieuwe maximum per 1 januari 2019 gaat worden. Het huidige tarief (2018) in de provincie Noord-Holland bedraagt 67,9.
Sinds 2016 werkt een verandering in de provinciale belastinggrondslag (bijvoorbeeld de verhuizing van een grootwagenparkhouder/leasebedrijf naar een andere provincie) direct en egaliserend werkend door in de verdeling van het provinciefonds. Onderstaand overzicht geeft inzicht in het aantal voertuigen van grootwagenparkhouders/leasebedrijven in Nederland en het aantal voertuigen in de provincie Noord-Holland.

Nederland

31-12-2013

31-12-2014

31-12-2015

31-12-2016

31-12-2017

Personenauto's

423.588

450.366

492.712

505.212

528.296

Motoren

       480

331

337

386

422

Totaal Nederland

424.068

450.697

493.049

505.598

528.718

Noord-Holland

31-12-2013

31-12-2014

31-12-2015

31-12-2016

31-12-2017

Personenauto's

59.464

56.687

70.895

69.050

78.944

Motoren

76

65

64

107

117

Totaal Noord-Holland

59.540

56.752

70.959

69.157

79.061

Aandeel Noord-Holland

31-12-2013

31-12-2014

31-12-2015

31-12-2016

31-12-2017

Personenauto's

14%

13%

14%

14%

15%

Motoren

16%

20%

19%

28%

28%

Ontwikkeling brandstofgebruik voertuigen

In het Belastingplan 2017 is bepaald dat voor plug-in hybride auto’s met een CO2-uitstoot van niet meer dan 50 gr/km de MRB (en opcenten) voor de jaren 2017 tot en met 2020 de helft van het reguliere tarief bedraagt. Voor voertuigen met alleen een elektromotor of met waterstofverbranding is men geen motorijtuigenbelasting verschuldigd. Onderstaand overzicht geeft de ontwikkeling aan in het soort brandstof van de voertuigen (incl. motoren) vanaf 2015 t/m het 1ste kwartaal 2018. Het overzicht toont aan dat met name het aantal voertuigen dat gebruik maakt van elektro en aardgas t.o.v. 2015 toeneemt.

Aantal voertuigen (incl. motoren)

31-12-2015

31-12-2016

31-12-2017

31-12-2018

Benzine

1.087.296

1.108.350

1.132.844

1.141.966

Diesel

181.922

180.091

178.935

181.597

Electro

2.591

3.618

5.321

181.597

Waterstof

0

0

0

0

Gas

6.200

5.830

5.523

5.473

Aardgas

2

1.295

1.451

1.593

Overige

22

41

81

90

Schoongas

16.133

15.027

13.841

13.562

Totaal

1.294.166

1.314.252

1.337.996

1.350.267

Ontwikkeling gewichtsklassen voertuigen

Overeenkomstig de landelijke trend is ook in de provincie Noord-Holland een ontwikkeling waar te nemen dat met name in de gewichtsklasse 1.050 t/m 2.050 kg het aantal voertuigen toeneemt.

 

Op basis van de gewichtsuitdraai per 1 januari 2018 wordt een opbrengst provinciale opcenten voor 2018 verwacht van €  204,1 miljoen (personenauto’s € 202,7 miljoen en motoren € 1,4 miljoen). Voorgesteld wordt om voor 2019 en 2020 t/m 2022 rekening te houden met een structurele opbrengst van € 204,1 miljoen waarbij het huidige tarief van 67,9 blijft gehandhaafd. De gewichtsuitdraai per 31 maart 2018 bevestigd deze ontwikkeling.

Jaar

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Begroting 2017

195,4

195,4

195,4

Jaarrekening 2017

201,9

Kaderbrief 2018-2021

199,4

199,4

199,4

199,4

Begroting 2018

199,4

199,4

199,4

199,4

Kaderbrief 2019-2022

204,1

204,1

204,1

204,1

204,1

Begroting 2019

204,1

204,1

204,1

204,1

Autobrief II

Het wetvoorstel Wet uitwerking Autobrief II is op 5 juli 2016 door de Eerste Kamer aangenomen. De wet is op 1 januari 2017 in werking getreden. Het wetsvoorstel is een uitwerking van de Autobrief  II en bevat beleid over de autobelastingen van 2017 tot en met 2020
Het landelijk beleid autobelastingen van 2017 tot 2020 in hoofdlijnen;

  • Verlaging van de aanschafbelasting personenauto’s en motorrijwielen (bpm) voor 2020 met in totaal 14,7 %.
  • Verlaging van 2 % van de motorrijtuigenbelasting voor alle personenvoertuigen.
  • Verhoging van de motorrijtuigenbelasting voor vervuilende dieselpersonenvoertuigen en dieselbestelauto’s vanaf 1 januari 2019.
  • Vermindering van het aantal bijtellingscategorieën van 4 naar 2.
  • Verlaging van het algemene bijtellingspercentage van 25 naar 22.
  • Versterking van de fiscale stimulering van volledig elektrische auto’s door bijtelling van 4%.

Heffingen

Grondwaterheffing
Sinds 1 januari 2010 is de Grondwaterheffing gebaseerd op de Waterwet. De heffing is uitsluitend bestemd voor de ten laste van de provincie komende kosten voor het grondwaterbeheer, waaronder het tegengaan van verdroging in bepaalde gebieden. In 2017 bedroeg de opbrengst van de Grondwaterheffing € 825.040,-. Geraamd was € 730.000,-. De kosten voor de uitvoering van het Grondwaterplan bedroegen in 2017 € 787.243. Aan de reserve Grondwaterheffing is in 2017 per saldo €134.482,- aan de reserve onttrokken. De stand van de reserve Grondwaterheffing was op 1 januari 2017 € 1.270.851,- en bedroeg € 1.136.369,- per 31 december 2017.
Deze reserve heeft tot doel onnodige fluctuaties van het heffingstarief tegen te gaan en is mede bedoeld voor het kunnen vergoeden van onvoorziene en ontoerekenbare schades. Heffingsplichtig zijn de onttrekkers van 12.000 m³ of meer grondwater per heffingsjaar. Het tarief is in 2010 vastgesteld op € 0,0085 per m³ onttrokken grondwater. Voor 2019 wordt een heffingsopbrengst geraamd van € 800.000,-.

Rechten

Leges

Provincies hebben een aantal taken ter zake waarvan individuele diensten worden afgenomen door bewoners of bedrijven. Door de afnemer van zo’n dienst moeten leges worden betaald ter bekostiging van de aan deze diensten gerelateerde kosten (zoals personeels-, huisvesting en materiaalkosten). In de tarieventabel behorende bij de legesverordening zijn voor de provincie Noord-Holland tarieven opgenomen voor o.a. het afgeven van vergunningen in het kader van de fysieke leefomgeving (wet Wabo), Waterwet, Wet Natuurbescherming en Wegenwet.
Uitgangspunt van Provinciale Staten is dat leges kostendekkend zijn of worden. Provinciale Staten voeren als beleid dat kostendekkendheid in eerste instantie bereikt wordt door het optimaliseren van efficiency en in tweede instantie door het verhogen van de tarieven. Dit beleid vereist inzicht in de kostenstructuur, kostenbeheersing en kostentoerekening. Samen met de o.a. uitvoerende organisaties zoals de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (ODZNKG) en de Regionale Uitvoeringsdienst Noord-Holland-Noord (RUDNHN) wordt gewerkt aan het meer inzichtelijk maken van de kostentoerekening van de verschillende legestarieven. De 1ste resultaten hiervan worden verwerkt in de tarieventabel 2019, die in het 4de kwartaal 2018 aan Provinciale Staten ter vaststelling wordt voorgelegd.
Voor de komende jaren wordt verwacht dat, door de bestendiging van de gunstige economische ontwikkelingen, het aantal reguliere Wabo-aanvragen in de komende jaren zal toenemen. Een aantal grootschalige infrastructurele projecten, zoals de Markermeerdijken en de Zeesluis IJmuiden worden/zijn in 2018 afgerond waardoor geen leges voor deze projecten worden ontvangen. Het voornemen was om ingaande het belastingjaar 2018 leges te gaan heffen in het kader wet Luchtvaart. De tarieven voor de vergunning, Tijdelijk en Uitzonderlijk Gebruik(TUG-vergunning) zijn echter niet in de tarieventabel opgenomen waardoor ook geen leges voor de vergunningen in rekening kan worden gebracht. De tarieven worden opgenomen in de tarieventabel 2019, die in het 4de kwartaal 2018 ter vaststelling aan u wordt voorgelegd.
Voor 2019 worden de totale legesopbrengsten geraamd op circa € 2 miljoen.

Nazorgheffing gesloten stortplaatsen

In de zogenoemde Leemtewet is op 1 april 1998 een regeling in de Wet milieubeheer opgenomen   over de nazorg van operationele stortplaatsen. Dit zijn stortplaatsen waar het storten van afvalstoffen niet vóór 1 september 1996 is beëindigd. In de Leemtewet is bepaald dat de provincies bestuurlijk en financieel ervoor verantwoordelijk zijn dat deze stortplaatsen na sluiting geen nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaken. Daartoe dient eeuwigdurende nazorg plaats te vinden. Dit houdt in dat maatregelen genomen dienen te worden om bodem beschermende voorzieningen op gesloten stortplaatsen in stand te houden, te onderhouden, te herstellen en eventueel te vervangen. Voorts dienen de bodem beschermende voorzieningen regelmatig geïnspecteerd en de bodem onder de stortplaats onderzocht te worden. Ter bestrijding van deze kosten is een nazorgheffing ingesteld, die wordt geheven bij de exploitanten van de operationele stortplaatsen. De jaarlijkse heffing wordt vastgelegd in een door Provinciale Staten vast te stellen tarieventabel en berekend aan de hand van het doelvermogen dat aanwezig moet zijn bij sluiting van de stortplaats en het opgebouwde kapitaal in het Nazorgfonds. De heffingen worden in het uitsluitend voor nazorg bestemde Nazorgfonds gestort. Het Nazorgfonds is een bij wet vastgestelde rechtspersoon. In het Nazorgfonds wordt een zodanig kapitaal opgebouwd, dat uit het rendement daarvan de eeuwigdurende nazorg gefinancierd kan worden.